Treiterprotocol

Algemene lijn om treiteren op school te voorkomen

  1. Aan het einde van het cursusjaar wordt aan de nieuwe leerkracht doorgegeven voor welke leerlingen extra aandacht nodig is.
  2. In de eerste schoolweek worden met de groep klassenregels gemaakt. De naleving hiervan wordt regelmatig ter sprake gebracht.
  3. In de eerste weken, de zogenaamde 'gouden weken', worden in de klas activiteiten uitgevoerd om de groepsdynamiek positief te bevorderen.
  4. Gedurende het schooljaar worden sociale vaardigheidslessen gegeven met behulp van de methode Kanjertraining. eventueel wordt voor de keuze van de onderwerpen aangesloten bij de in de groep gesignaleerde problemen.
  5. Alle leerkrachten hebben een licentie om lessen uit Kanjertraining te geven (houden hun kennis over de methode up-to-date) of zijn trainingen aan het volgen om deze licentie te verkrijgen.
  6. Tijdens de officiële gesprekken met ouders wordt altijd gevraagd of de ouders signalen hebben gekregen dat hun kind anderen treitert, getreiterd wordt of aangeeft dat anderen in de klas of op school getreiterd worden.
  7. Het sociogram wordt naar eigen inzicht van de leerkracht afgenomen.
  8. Tijdens de teamvergaderingen wordt cyclisch het thema pesten geagendeerd en incidenteel wanneer nodig. Bij voorkomende incidenten wordt direct actie ondernomen. Bij met name heftige (conflict)situaties wordt de informatie uit de gedragsnotities meegenomen. Elke leerkracht draagt er zorg voor dat deze notities worden bijgehouden in ParnasSys.
  9. Bij de beoordeling van treitersituaties wordt aandacht gegeven aan de pleinwachtmap, waarin informatie is te vinden over met name heftige conflictsituaties. Elke leerkracht draagt er zorg voor dat deze informatie wordt opgeschreven na de uitgevoerde pleinwacht. (Ook leerkrachten die geen pleinwacht lopen kunnen hier gegevens noteren, als zij op een bepaald moment iets duidelijk constateren!) Minstens eenmaal per twee maanden vindt er een bespreking plaats in een teamvergadering.
 

Handelen in vastgestelde treitersituaties

  1. In eerste instantie vindt er, zo ongedwongen mogelijk, een gesprek plaats tussen leerkracht en treiteraar en tussen leerkracht en getreiterde. Dit proberen we voor andere leerlingen geheim te houden.
  2. Er vindt een gesprek plaats tussen treiteraar en getreiterde, onder leiding van de leerkracht.
  3. Met name als er een treitersituatie geconstateerd is, bevraagt de leerkracht zichzelf of zijn of haar eigen functioneren. Hoe is de eigen houding naar de klas en eventueel specifiek naar bepaalde leerlingen toe? Hoeveel ruimte en verantwoordelijkheid krijgen de leerlingen zelf? Hoe veilig zijn de leerlingen in de klas? Waar nodig, brengt de leerkracht wijzigingen aan in zijn of haar functioneren.
  4. Voldoet het gesprek niet, omdat het treiteren toch doorgaat, of zijn er meerdere leerlingen bij betrokken, dan vindt er een gesprek met de hele klas plaats.
  5. Tijdens sociale vaardigheidslessen worden activiteiten en lessen ingezet die aansluiten bij de conflictsituatie.
  6. De leerkracht meldt de geconstateerde treitersituatie aan het team.
  7. Leerlingen (treiteraar en/of getreiterde) bij wie de treitersituatie voortkomt uit gebrek aan weerbaarheid, invoelingsvermogen en sociale vaardigheden, worden intern geholpen en indien nodig (na overleg met de jeugdhulpverlener of orthopedagoog) doorverwezen.
  8. Als zich voortdurend escalaties voordoen op het plein, wordt er extra pleinwacht ingezet. Of hiertoe overgegaan moet worden, kan mede bepaald worden op grond van gegevens uit de pleinwachtmap.
  9. Er wordt regelmatig contact onderhouden met de betreffende leerlingen, de groep en de ouders, om te horen of de genomen maatregelen (blijvend) succes hebben of dat er andere stappen nodig zijn. 
  10. Tijdens de pleinwacht observeren leerkrachten gericht leerlingen waar zich opnieuw conflicten kunnen voordoen en houden extra toezicht bij het naar binnen en buiten gaan. Deze pauzemomenten bieden bovendien leerkrachten de gelegenheid informele gesprekjes met leerlingen te voeren en handvatten de delen bij het spelen.
  11. Er wordt regelmatig contact gehouden met de betreffende leerlingen, de groep en de ouders om te horen of de genomen maatregelen succes hebben en blijven hebben of dat er andere stappen nodig zijn.