Treiterprotocol

ZIEN

ZIEN! is een pedagogisch expert-systeem, verwerkt als module in ParnasSys, dat de voorwaarden om tot leren te komen en het sociaal functioneren van kinderen in kaart brengt. Dat gebeurt zowel op individueel als op groepsniveau. Wanneer daar aanleiding toe is, geeft het programma indicaties voor hulp. Door deze indicatie-uitspraken te wegen bepaalt de leerkracht de ingang waardoor de leerling versterkt kan worden. ZIEN! geeft vervolgens doelen waaraan gewerkt wordt om de sociaal emotionele vorming te versterken. De wijze waarop deze doelen kunnen worden bereikt is te vinden in het uitgebreide arsenaal van handelingssuggesties, die voor de gebruiker voorgeselecteerd worden. Het begrippenkader van ZIEN! bestaat uit twee graadmeters (Welbevinden en Betrokkenheid) en vijf vaardigheden: Sociaal Initiatief, Sociale Flexibiliteit, Sociale Autonomie, Impulsbeheersing en Inlevingsvermogen. De wijze waarop deze vaardigheden zich in een profiel van zeven dimensies verhouden, geeft als het ware een foto van het gedrag van het kind.
 

Algemene lijn om treiteren op school te voorkomen

  1. Aan het einde van het cursusjaar wordt doorgegeven voor welke leerlingen extra aandacht nodig is.
  2. In de eerste schoolweek worden met de groep klassenregels gemaakt. De naleving hiervan wordt regelmatig ter sprake gebracht.
  3. In de eerste maand wordt met de klas rond een concrete uitspraak (*) van gedachten gewisseld over positief gedrag.
  4. Voor de herfstvakantie worden, met het oog op een positieve groepsvorming, twee lessen uit de map “Samen doen” uitgevoerd.
  5. Tijdens de officiële gesprekken met ouders wordt altijd gevraagd of de ouders signalen hebben gekregen dat hun kind anderen treitert, getreiterd wordt of aangeeft dat anderen in de klas of op school getreiterd worden.
  6. Het sociogram wordt naar eigen inzicht van de leerkracht afgenomen.
  7. Tijdens de teamvergaderingen wordt cyclisch het thema pesten geagendeerd en incidenteel wanneer nodig. Bij voorkomende incidenten wordt direct actie ondernomen. Bij met name heftige (conflict)situaties wordt de informatie uit de gedragsnotities meegenomen. Elke leerkracht draagt er zorg voor dat deze notities worden bijgehouden in ParnasSys.
  8. Tussen de herfst- en kerstvakantie worden er tenminste twee lessen gegeven, die gericht zijn op sociale vaardigheden. Voor zover dit kan, wordt voor de keuze van de onderwerpen aangesloten bij de door middel van het sociogram gesignaleerde problemen.
  9. Bij de beoordeling van treitersituaties wordt aandacht gegeven aan de pleinwachtmap, waarin informatie is te vinden over met name heftige conflictsituaties. Elke leerkracht draagt er zorg voor dat deze informatie wordt opgeschreven na de uitgevoerde pleinwacht. (Ook leerkrachten die geen pleinwacht lopen kunnen hier gegevens noteren, als zij op een bepaald moment iets duidelijk constateren!) Minstens eenmaal per twee maanden vindt er een bespreking plaats in een teamvergadering.
  10. Tussen de voorjaars- en zomervakantie worden tenminste drie lessen gegeven die gericht zijn op sociale vorming.
(*) Bijvoorbeeld: “Wat gij niet wilt dat u geschiedt, zo doe gij ook een ander niet.”
 

Handelen in vastgestelde treitersituaties

  1. In eerste instantie vindt er, zo ongedwongen mogelijk, een gesprek plaats tussen leerkracht en treiteraar en tussen leerkracht en getreiterde. Dit proberen we voor andere leerlingen geheim te houden.
  2. Er vindt een gesprek plaats tussen treiteraar en getreiterde, onder leiding van de leerkracht.
  3. Met name als er een treitersituatie geconstateerd is, bevraagt de leerkracht zichzelf of zijn of haar eigen functioneren. Hoe is de eigen houding naar de klas en eventueel specifiek naar bepaalde leerlingen toe? Hoeveel ruimte en verantwoordelijkheid krijgen de leerlingen zelf? Hoe veilig zijn de leerlingen in de klas? Waar nodig, brengt de leerkracht wijzigingen aan in zijn of haar functioneren.
  4. Voldoet het gesprek niet, omdat het treiteren toch doorgaat, of zijn er meerdere leerlingen bij betrokken, dan vindt er een gesprek met de hele klas plaats.
  5. De leerkracht meldt de geconstateerde treitersituatie aan het team.
  6. Leerlingen (treiteraar en/of getreiterde) bij wie de treitersituatie voortkomt uit gebrek aan weerbaarheid, invoelingsvermogen en sociale vaardigheden, worden intern geholpen en indien nodig (na overleg met de Schoolbegeleidingsdienst) doorverwezen.
  7. Als zich voortdurend escalaties voordoen op het plein, wordt er extra pleinwacht ingezet. Of hiertoe overgegaan moet worden, kan mede bepaald worden op grond van gegevens uit de pleinwachtmap.
  8. Er wordt regelmatig contact onderhouden met de betreffende leerlingen, de groep en de ouders, om te horen of de genomen maatregelen (blijvend) succes hebben of dat er andere stappen nodig zijn. De betrokken ouders kunnen ondersteuning krijgen d.m.v. een informatieboekje, dat zij van school kunnen lenen.
  9. Verschillende leerkrachten lopen elke dag met zijn/haar klas buiten tijdens het speelkwartier en de lunchpauze. Zo kan de leerkracht observeren en goed toezicht houden op het plein en bij het naar binnen en buiten gaan. Bovendien geeft het kinderen en leerkrachten de gelegenheid informele gesprekjes te voeren.
  10. Er wordt regelmatig contact gehouden met de betreffende leerlingen, de groep en de ouders om te horen of de genomen maatregelen succes hebben en blijven hebben of dat er andere stappen nodig zijn.